zoutte
- zout·te
vervoeging van |
---|
zouten |
zoutte
- enkelvoud verleden tijd van zouten
- Ik zoutte.
- Jij zoutte.
- Hij, zij, het zoutte.
- Ik zoutte.
- Het woord zoutte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoutte" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be