• zoom·de
vervoeging van
zomen

zoomde

  1. enkelvoud verleden tijd van zomen
    • Ik zoomde. 
    • Jij zoomde. 
    • Hij, zij, het zoomde. 
vervoeging van
zoomen

zoomde

  1. enkelvoud verleden tijd van zoomen
    • Ik zoomde. 
    • Jij zoomde. 
    • Hij, zij, het zoomde.