Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ni·ger

Bijvoeglijk naamwoord

zonniger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zonnig
    • Maar de vooruitzichten voor ontwikkelde landen worden juist iets zonniger zo meldde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) maandag.