zonniger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zon·ni·ger
Bijvoeglijk naamwoord
zonniger
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van zonnig
- Maar de vooruitzichten voor ontwikkelde landen worden juist iets zonniger zo meldde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) maandag.