Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoet·vijl·de

Werkwoord

vervoeging van
zoetvijlen

zoetvijlde

  1. enkelvoud verleden tijd van zoetvijlen
    • Ik zoetvijlde. 
    • Jij zoetvijlde. 
    • Hij, zij, het zoetvijlde.