Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoe·ter

Bijvoeglijk naamwoord

zoeter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zoet

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be