zoenden
- zoen·den
vervoeging van |
---|
zoenen |
zoenden
- meervoud verleden tijd van zoenen
- Wij zoenden.
- Jullie zoenden.
- Zij zoenden.
- Wij zoenden.
- Het woord zoenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
zoenen |
zoenden