zeilde af
- zeil·de af
vervoeging van |
---|
afzeilen |
zeilde af
- enkelvoud verleden tijd van afzeilen
- Ik zeilde af.
- Jij zeilde af.
- Hij, zij, het zeilde af.
- Ik zeilde af.
- Het woord zeilde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.