zegepraalt
- Geluid: zegepraalt (hulp, bestand)
- ze·ge·praalt
vervoeging van |
---|
zegepralen |
zegepraalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegepralen
- Jij zegepraalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegepralen
- Hij zegepraalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zegepralen
- Zegepraalt!
- Het woord zegepraalt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.