zeepten
- zeep·ten
vervoeging van |
---|
zepen |
zeepten
- meervoud verleden tijd van zepen
- Wij zeepten.
- Jullie zeepten.
- Zij zeepten.
- Wij zeepten.
- Het woord zeepten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
zepen |
zeepten