zat af
- zat af
vervoeging van |
---|
afzitten |
zat af
- enkelvoud verleden tijd van afzitten
- Ik zat af.
- Jij zat af.
- Hij, zij, het zat af.
- Ik zat af.
- Het woord zat af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
afzitten |
zat af