• zapt
vervoeging van
zappen

zapt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zappen
    • Jij zapt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zappen
    • Hij zapt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zappen
    • Zapt! 


zapt

  1. beslaglegging