zabberden
- zab·ber·den
vervoeging van |
---|
zabberen |
zabberden
- meervoud verleden tijd van zabberen
- Wij zabberden.
- Jullie zabberden.
- Zij zabberden.
- Wij zabberden.
- Het woord zabberden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.