wondde
- wond·de
vervoeging van |
---|
wonden |
wondde
- enkelvoud verleden tijd van wonden
- Ik wondde.
- Jij wondde.
- Hij, zij, het wondde.
- Ik wondde.
- Het woord wondde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
wonden |
wondde