• weg·zwom
vervoeging van
wegzwemmen

wegzwom

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegzwemmen
    • ... dat ik wegzwom. 
    • ... dat jij wegzwom. 
    • ... dat hij, zij, het wegzwom. 
     Dus nu zou het zwemmen worden, daar liep het altijd op uit. Eerst zou Tarzan een beetje aan lianen slingeren tot hij bij een rivier of meer kwam, waar hij in dook en wegzwom van de krokodillen alsof het een makkie was.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767