wegzwom
- weg·zwom
vervoeging van |
---|
wegzwemmen |
wegzwom
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wegzwemmen
- ... dat ik wegzwom.
- ... dat jij wegzwom.
- ... dat hij, zij, het wegzwom.
- ... dat ik wegzwom.
- ▸ Dus nu zou het zwemmen worden, daar liep het altijd op uit. Eerst zou Tarzan een beetje aan lianen slingeren tot hij bij een rivier of meer kwam, waar hij in dook en wegzwom van de krokodillen alsof het een makkie was.[1]
- Het woord wegzwom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767