Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·vaart

Werkwoord

vervoeging van
wegvaren

wegvaart

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren
    • ... dat jij wegvaart. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren
    • ... dat hij wegvaart.