Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·schraapt

Werkwoord

vervoeging van
wegschrapen

wegschraapt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegschrapen
    • ... dat jij wegschraapt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegschrapen
    • ... dat hij wegschraapt. 

Gangbaarheid