weghaalde
- weg·haal·de
vervoeging van |
---|
weghalen |
weghaalde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van weghalen
- ... dat ik weghaalde.
- ... dat jij weghaalde.
- ... dat hij, zij, het weghaalde.
- ... dat ik weghaalde.
- ▸ Er gebeurden rare dingen in me wanneer we daar achter een paar struiken stonden en elkaar streelden zonder dat ze ook maar één keer mijn handen weghaalde. Het was niet alleen dat mijn hartslag toenam en ik een erectie kreeg, het was alsof ik werd opgepompt als een autoband en elk moment kon ontploffen.[1]
- Het woord weghaalde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767