Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·fiets·ten

Werkwoord

vervoeging van
wegfietsen

wegfietsten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van wegfietsen
    • ...dat wij wegfietsten. 
    • ...dat jullie wegfietsten. 
    • ...dat zij wegfietsten.