• weer·galm·de
vervoeging van
weergalmen

weergalmde

  1. enkelvoud verleden tijd van weergalmen
    • Ik weergalmde. 
    • Jij weergalmde. 
    • Hij, zij, het weergalmde. 
  2. verbogen vorm van weergalmd, voltooid deelwoord van weergalmen