• week·en·den

de weekendenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord weekend
97 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • week·en·den
Naar frequentie 2380

weekenden, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van weekend