Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·zag

Werkwoord

vervoeging van
wederzien

wederzag

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van wederzien
    • ... dat ik wederzag. 
    • ... dat jij wederzag. 
    • ... dat hij, zij, het wederzag. 

Gangbaarheid