websurfde
- web·surf·de
vervoeging van |
---|
websurfen |
websurfde
- enkelvoud verleden tijd van websurfen
- Ik websurfde.
- Jij websurfde.
- Hij, zij, het websurfde.
- Ik websurfde.
- Het woord websurfde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.