waterpolode
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waterpolode (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wa·ter·po·lo·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
waterpoloën |
waterpolode
- enkelvoud verleden tijd van waterpoloën
- Ik waterpolode.
- Jij waterpolode.
- Hij, zij, het waterpolode.
- Ik waterpolode.