Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·pent

Werkwoord

vervoeging van
wapenen

wapent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wapenen
    • Jij wapent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wapenen
    • Hij wapent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wapenen
    • Wapent!