• wal·le·bak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wallebakken
wallebakte
gewallebakt
zwak -t volledig

wallebakken

  1. inergatief uitgaan, feesten, boemelen, stappen
    • Hij had die avond met zijn vrienden gewallebakt. 
24 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be