Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuil·maakt

Werkwoord

vervoeging van
vuilmaken

vuilmaakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vuilmaken
    • ... dat jij vuilmaakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vuilmaken
    • ... dat hij vuilmaakt. 

Gangbaarheid