vrijberoepsbeoefenaren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·be·roeps·be·oe·fe·na·ren

Zelfstandig naamwoord

de vrijberoepsbeoefenarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vrijberoepsbeoefenaar

Gangbaarheid