voorzeiden
- Geluid: voorzeiden (hulp, bestand)
- voor·zei·den
vervoeging van |
---|
voorzeggen |
voorzeiden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorzeggen
- ...dat wij voorzeiden.
- ...dat jullie voorzeiden.
- ...dat zij voorzeiden.
- ...dat wij voorzeiden.
vervoeging van |
---|
voorzeggen |
voorzeiden
- meervoud verleden tijd van voorzeggen
- Wij voorzeiden.
- Jullie voorzeiden.
- Zij voorzeiden.
- Wij voorzeiden.
- Het woord voorzeiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.