vooruithielpen
- voor·uit·hiel·pen
vervoeging van |
---|
vooruithelpen |
vooruithielpen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van vooruithelpen
- ...dat wij vooruithielpen.
- ...dat jullie vooruithielpen.
- ...dat zij vooruithielpen.
- ...dat wij vooruithielpen.
vervoeging van |
---|
vooruithelpen |
vooruithielpen