Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·woe·ker·de

Werkwoord

vervoeging van
voortwoekeren

voortwoekerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voortwoekeren
    • ... dat ik voortwoekerde. 
    • ... dat jij voortwoekerde. 
    • ... dat hij, zij, het voortwoekerde. 

Gangbaarheid