Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·brach·ten

Werkwoord

vervoeging van
voorbrengen

voorbrachten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voorbrengen
    • ...dat wij voorbrachten. 
    • ...dat jullie voorbrachten. 
    • ...dat zij voorbrachten. 

Gangbaarheid