Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·tal·li·ge

Bijvoeglijk naamwoord

voltallige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van voltallig
     Dat had de bodem gelegd voor de welstand, om niet te zeggen overvloed, van de voltallige familie voor de nabije toekomst.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142