volstrek
- vol·strek
vervoeging van |
---|
volstrekken |
volstrek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstrekken
- Ik volstrek.
- gebiedende wijs van volstrekken
- Volstrek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volstrekken
- Volstrek je?