volleerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vol·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volleren |
volleerde
- enkelvoud verleden tijd van volleren
- Ik volleerde.
- Jij volleerde.
- Hij, zij, het volleerde.
- Ik volleerde.
Bijvoeglijk naamwoord
volleerde
- verbogen vorm van de stellende trap van volleerd