Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engelse 'to volley' [1]

Werkwoord

volleren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volleren
volleerde
gevolleerd
zwak -d volledig
  1. (sport) een bal zonder stuiteren terugkaatsen
    • Andrej Kramaric was nog voor rust de gevierde man bij Hoffenheim, door op prachtige wijze raak te volleren. Die klap kwam Bayern - met Arjen Robben de hele wedstrijd binnen de lijnen én aanvoerder - niet meer te boven, ondanks verwoede pogingen. Nummer drie Hoffenheim heeft nu nog veertien punten achterstand op Bayern. [3] 
    • De Letse, die onder anderen titelverdedigster Sloane Stephens had verslagen, begon sterk en nam een voorsprong van 2-0 in de eerste set. Maar de 36-jarige Williams zette de partij daarna volledig naar haar hand met gevarieerd tennis, waarbij ze opvallend vaak het net opzocht. ,,Ik weet hoe ik moet volleren. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen