Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·le·di·ge

Bijvoeglijk naamwoord

volledige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van volledig
     Zo kwam ik drie jongens uit de PCT Class of 2014 tegen die een volledige bistro hadden opgezet tussen de bomen.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers