• vol·kwam
vervoeging van
volkomen

volkwam

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volkomen
    • ... dat ik volkwam. 
    • ... dat jij volkwam. 
    • ... dat hij, zij, het volkwam. 
vervoeging van
volkomen

volkwam

  1. enkelvoud verleden tijd van volkomen
    • Ik volkwam. 
    • Jij volkwam. 
    • Hij, zij, het volkwam.