voeteerde
- voe·teer·de
vervoeging van |
---|
voeteren |
voeteerde
- enkelvoud verleden tijd van voeteren
- Ik voeteerde.
- Jij voeteerde.
- Hij, zij, het voeteerde.
- Ik voeteerde.
- Het woord voeteerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.