voederde
- voe·der·de
vervoeging van |
---|
voederen |
voederde
- enkelvoud verleden tijd van voederen
- Ik voederde.
- Jij voederde.
- Hij, zij, het voederde.
- Ik voederde.
- Het woord voederde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.