vochtten
- vocht·ten
vervoeging van |
---|
vochten |
vochtten
- meervoud verleden tijd van vochten
- Wij vochtten.
- Jullie vochtten.
- Zij vochtten.
- Wij vochtten.
- Het woord vochtten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vochten |
vochtten