vioolspeelde
- vi·ool·speel·de
vervoeging van |
---|
vioolspelen |
vioolspeelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vioolspelen
- ... dat ik vioolspeelde.
- ... dat jij vioolspeelde.
- ... dat hij, zij, het vioolspeelde.
- ... dat ik vioolspeelde.
- Het woord vioolspeelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.