violeert
- vi·o·leert
vervoeging van |
---|
violeren |
violeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van violeren
- Jij violeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van violeren
- Hij violeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van violeren
- Violeert!
- Het woord violeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.