vingert
- vin·gert
vervoeging van |
---|
vingeren |
vingert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vingeren
- Jij vingert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vingeren
- Hij vingert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vingeren
- Vingert!
- Het woord vingert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.