vingeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vin·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vingeren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vingeren |
vingerde |
gevingerd |
zwak -d | volledig |
- (seksualiteit) met de hand of vinger bevredigen
- "De bak in met die oplichter", hoorde ik toen veel mensen zeggen en die wisten nog niet dat hij in de donkere gangen van zijn paleis ook nog eens vrouwen ongevraagd trachtte te vingeren.[4]
- Porno waar je ook wat van kunt leren – bestaat dat? Natuurlijk, wanneer je een willekeurige film op Xtube of Porntube bekijkt, ontdek je wellicht iets nieuws: penissen groter dan colaflesjes, vrouwen die zichzelf kunnen vingeren met vlijmscherpe nepnagels zonder zichzelf te besnijden of een innovatieve manier om de pizzakoerier te betalen. [5]
Hyperoniemen
Vertalingen
1. met de hand of vinger bevredigen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
de vingeren mv
- (verouderd) meervoud van vinger zn
- Die vuist wordt slechts afgewisseld door een zalvende, zegenende hand, of door vingeren, welke confetti lijken te strooien. [6]
Gangbaarheid
- Het woord vingeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vingeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Y. van ’t Hek 28 oktober 2016
- ↑ NRC J. Hoek & R. de Greef 6 juni 2015
- ↑ Vermeulen, M."Dirigenten" (15 oktober 1955) in:Vermeulen, M. (eds. O. Vermeulen & T. BraasBijdragen aan De Groene Amsterdammer (juni 1946-juli 1956) (2017) op website: dbnl.org; geraadpleegd 2019-04-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be