vijlde
![]() |
- vijl·de
vervoeging van |
---|
vijlen |
vijlde
- enkelvoud verleden tijd van vijlen
- Ik vijlde.
- Jij vijlde.
- Hij, zij, het vijlde.
- Ik vijlde.
- Het woord vijlde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
![]() |
vervoeging van |
---|
vijlen |
vijlde