Esperanto

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van Viĥeno ("Wijchen") met het achtervoegsel -ano ("inwoner")
  enkelvoud meervoud
nominatief   viĥenano     viĥenanoj  
accusatief   viĥenanon     viĥenanojn  

Zelfstandig naamwoord

viĥenano

  1. (demoniem) Wijchenaar