veterde uit
- Geluid: veterde uit (hulp, bestand)
- ve·ter·de uit
vervoeging van |
---|
uitveteren |
veterde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitveteren
- Ik veterde uit.
- Jij veterde uit.
- Hij, zij, het veterde uit.
- Ik veterde uit.
vervoeging van |
---|
uitveteren |
veterde uit