verzakelijk
- Geluid: verzakelijk (hulp, bestand)
- ver·za·ke·lijk
vervoeging van |
---|
verzakelijken |
verzakelijk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzakelijken
- Ik verzakelijk.
- gebiedende wijs van verzakelijken
- Verzakelijk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzakelijken
- Verzakelijk je?
- Het woord verzakelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.