Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wik·kel·de

Werkwoord

vervoeging van
verwikkelen

verwikkelde

  1. enkelvoud verleden tijd van verwikkelen
    • Ik verwikkelde. 
    • Jij verwikkelde. 
    • Hij, zij, het verwikkelde. 
  2. verbogen vorm van verwikkeld, voltooid deelwoord van verwikkelen

Bijvoeglijk naamwoord

verwikkelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verwikkeld