• ver·we·zen·lijk·te
vervoeging van
verwezenlijken

verwezenlijkte

  1. enkelvoud verleden tijd van verwezenlijken
    • Ik verwezenlijkte. 
    • Jij verwezenlijkte. 
    • Hij, zij, het verwezenlijkte. 
  2. verbogen vorm van verwezenlijkt, voltooid deelwoord van verwezenlijken